Architectuur

Architectuur gaat over bouwkunst. Het is dus de kunst van het ontwerpen van de gebouwde omgeving: gebouwen, interieurs, landschappen en steden. Architectuur is daarmee een vorm van ‘toegepaste’ kunst, omdat het bruikbaar is. Het beroep van een architect kan dus heel breed zijn: zij kunnen zich bezighouden met het ontwerpen van gebouwen, maar ook met stadsplanning, projectontwikkeling of ze kunnen zich meer bezighouden met binnenhuisarchitectuur en design. Het komt ook voor dat architecten samenwerken met andere kunstenaars of vormgevers.

Schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid 

De Romeinse architect Vitruvius schreef ruim 2000 jaar geleden dat architectuur drie principes kent: schoonheid, stevigheid en bruikbaarheid. En eigenlijk geldt dat nog steeds! Een gebouw moet er aantrekkelijk uitzien, moet stevig zijn én moet handig in het gebruik zijn.  

Veel invloeden van de bouwkunst van klassieke Romeinen en Grieken zijn nu nog terug te zien in veel gebouwen om ons. In de tijd van de renaissance (16e eeuw) werden veel bouwwerken gebouwd naar voorbeeld van de Grieken en Romeinen; veel geometrische vormen, symmetrie en rust en met de kenmerkende vormen van zuilen, kapitelen en timpaan die je op de Griekse tempels ook zag.

Tijdens de barok wilden architecten vooral imponeren door veel versiering aan te brengen: weelderige vormen, juist niet symmetrisch, en veel reliëfs en ornamenten zodat er veel licht en schaduw op de gebouwen te zien.

In de loop van de geschiedenis hebben technologische ontwikkelingen en nieuwe materialen de mogelijkheden om te bouwen enorm vergroot. Lange tijd waren (bak)steen en hout de belangrijkste bouwmaterialen. Vanaf de negentiende eeuw, na de industriële revolutie, gebruiken architecten steeds meer industrièˆle materialen, zoals gietijzer en staal en werd onder andere de staalskeletbouw uitgevonden. Hierdoor kon er op een heel nieuwe manier worden gebouwd en ontstonden ook de eerste wolkenkrabbers.

In de moderne tijd van begin 20e eeuw werd er vooral heel strak gebouwd. Gebouwen in de stijl van het modernisme zijn zo functioneel mogelijk, zonder versiering of opsmuk: grote betonnen vierkante gebouwen, met veel glas zodat er veel licht naar binnen komt.

In de jaren '80 ontstaat het postmodernisme: architecten die de strakke gebouwen beu zijn en meer vrolijkheid willen zien in de stad. Kleur, humor en gebouwen die allemaal hun eigen karakter hebben in plaats van allemaal hetzelfde.

Tegenwoordig is kunststof. heel gangbaar geworden als materiaal. Eind twintigste eeuw helpen computers complexe constructies te berekenen die spectaculaire, gekromde vormen mogelijk maken. Imposante, hightech gebouwen van grote namen als Frank Gehry, Santiago Calatrava en Zaha Hadid laten de vernieuwende architectuur van dit moment zien.

Uitdaging

Kun jij de gebouwen die je op deze pagina ziet koppelen aan de verschillende architectuurstijlen doorheen de geschiedenis? Zet ze op chronologische volgorde en noem de juiste kenmerken erbij.